Waar de boomkronen elkaar mogen raken - KAN bouwen

Waar de boomkronen elkaar mogen raken

Verslag van het KAN Café van 9 december 2021 – door René Didde

Dertig jaar geleden behoorde landschapsarchitect Peter Lubbers tot de voorhoede van ontwerpers die de meerwaarde zagen van vergroening van gebouwen en de openbare ruimte. Ver voordat ‘klimaatadaptief en natuurinclusief bouwen’ een begrip werd, ontwierp Lubbers’ een groene daktuin op het Rijksarchief in Maastricht. ‘Ondanks soms slordig beheer, kou, warmte en droogte staat de daktuin nog steeds, inclusief een boom’, zegt hij.

De lessen van Peter Lubbers

  • Maak eerst een analyse van de openbare ruimte en ga dan pas ontwerpen;
  • Alle disciplines, inclusief waterdeskundigen en ecologen zo vroeg mogelijk om tafel;
  • Meer aandacht in opleidingen voor biodiversiteit en groen in de stad;
  • Maak op landelijke schaal weer eens een nota over ruimtelijke ordening, want de bouwopgave, klimaat, energietransitie, mobiliteit en gezondheid is zwaar.

Vergeleken met de jaren negentig van de vorige eeuw is het technisch instrumentarium van de ontwerpers sterk verbeterd, constateert Lubbers. ‘We werken op het dak met meerdere, afwisselende lagen van humus en we beschikken over ingenieuze watersystemen. We beschikken ook over veel meer boomsoorten, heesters en vaste planten. Je bent nu echt niet meer onderscheidend door louter uit de top-10 beplanting van de Vlinderstichting te kiezen. We schuwen het niet om bomen en beplanting op de zuidgevel aan te brengen om schaduw en koelte in het gebouw te creëren, waarbij we rekening houden met zonnepanelen.’

Eerst de openbare ruimte
Lubbers en zijn bureau onderscheiden zich vandaag de dag vooral door een zorgvuldige analyse van de openbare ruimte. ‘We voeren eerst discussies met opdrachtgevers, bouwers, architecten en de gemeente. We kijken eerst naar de openbare ruimte en het stedelijk landschap, en praten dan pas over kavels. We stellen het ontwerpen zo lang mogelijk uit.’

We kijken eerst naar de openbare ruimte en het stedelijk landschap, en praten dan pas over kavels

In die discussies is het vooral belangrijk dat zoveel mogelijk disciplines in een zo vroeg mogelijk stadium om tafel zitten. Waterdeskundigen (grondwater, oppervlaktewater), ecologen (gewenste en realistische flora en fauna) en beheerders (consequenties voor het onderhoud). ‘We proberen altijd een partnerschap met elkaar tot stand te brengen.’

Celsius
Een dergelijke samenwerking slaagde goed in het project Celsius in Eindhoven, vertelt Peter Lubbers in het KAN-café. Opdrachtgever Trudo heeft 400 verouderde woningen in de ‘Vogelaar-wijk’ Woensel-West rond het Celsiusplein gesloopt. Het nieuwbouwplan voorziet in zeshonderd woningen in vier fasen. Elke fase wordt een ‘kwartier’ genoemd. Het centrale thema is ‘kleurrijk’, verrijkt met biodiversiteit. ‘De opgave is niet alleen vergroening maar ook sociale  herstructurering. De wijk is voor jonge mensen.’ Lubbers verzorgde de stedenbouwkundige visie samen met Tarra Architecten. ‘De openbare ruimte is het raamwerk, waar een hoofdstraat als een groene as doorheen loopt. Elk kwartier heeft zijn eigen binnenhof, met telkens een andere kleur en een andere betekenis.’

De eerste twee kwartieren zijn intussen gereed. In het eerste kwartier wonen mensen aan de binnenhof, met pergola’s en vaste planten. ‘De eerste buurtfeesten zijn er al geweest.’ In het tweede kwartier liggen de huizen met veranda’s als een ‘huiskamer’ aan de centrale ruimte, en ligt het accent in de planten op kleurrijke bollen en knollen. In het nu te realiseren derde kwartier voeren prunussoorten (kersen) de boventoon. De kers trekt met zijn lange bloeitijd veel bijen aan, en tot ver in herfst zorgt het blad voor mooie kleuren.

Beekherstel
En er is meer. Voor het plan Celsius worden de oevers afgegraven van de tot sloot verworden Grote Beek. ‘De sloot is ineens weer een beek, het haalt de natuur binnen en biedt Woensel een uitloopgebied.’ De rol van de gemeente Eindhoven is groot, aldus Lubbers. ‘De lat ligt er hoog. De kennis- en hightechstad heeft gerenommeerde supervisors in dienst als Winy Maas en Kees Christiaanse. Er is voor het beekherstel met succes EU-subsidie geregeld, en het waterschap kwam er nog eens met € 250 duizend overheen.’

De boomkronen mogen in Eindhoven elkaar gerust raken. In andere gemeenten bepaalt de breedte van de (gras)maaimachines helaas de boomdichtheid in de openbare ruimte. ‘Geen goede ontwikkeling’, aldus Lubbers. Om het lastige onderwerp van het beheer echter uit handen van de overheid te geven en er marktpartijen voor te vragen, vindt Lubbers moeilijk. ‘De openbare ruimte is toch een publieke zaak, een algemeen belang. Corona heeft ook aangetoond dat een stad een uitloopgebied nodig heeft.’

Vlinders en bijen monitoren
Bouwers en ontwikkelaars moeten wel meer aandacht besteden aan klimaatadaptief en natuurinclusief bouwen. ‘Dat gebeurt gelukkig al steeds meer, maar ik vind dat de opleidingen, ook die voor bouwers en ontwerpers, er nog meer aandacht aan moeten besteden. Dan zul je zien dat de aandacht voor stedelijk water en stedelijke natuur niet langer als een verzwaring van de stadsontwikkeling wordt gezien, maar dat het leuk is. En dat het ook tot een beter bouwproduct leidt, dat uiteindelijk ook meer geld oplevert. KAN moet niet alleen vanzelfsprekend worden, natuur moet ook gemonitord worden. Bewijs dat er meer bijen en vlinders op daktuinen leven, tel ze! De dakparken op Strijp in Eindhoven bevatten door de pioniersvegetatie vlinders en bijen van de (bedreigde) Rodelijst-soorten.’

Ik mag nog geen schuurtje in het buitengebied bouwen, maar de bedrijfsdozen blijven oprukken in het landschap

Lubbers vindt het zorgelijk dat er sinds VINEX geen plan meer is gemaakt dat bepaalt hoe de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland moet plaatsvinden. En dit terwijl er een enorme bouwopgave ligt. ‘Het is afhankelijk van toeval of de (politieke) voorkeur van een gemeente of een grote polder in het buitengebied als ontwikkelingsgebied wordt aangewezen, zoals Reijnenburg in Utrecht. Ik mag nog geen schuurtje in het buitengebied bouwen, maar de bedrijfsdozen blijven oprukken in het landschap.’