“Van beheren naar coachen van groen”
Dit artikel verscheen eerder in het CG Concept Jaarboek 2023.
Goed ingerichte openbare ruimte draagt bij aan het algemeen welzijn. Daarin speelt natuurbeleving een cruciale en verbindende rol. Om dit te realiseren is een integrale aanpak nodig door mensen die werken met de systematiek van de natuur en over een gedegen assortimentskennis beschikken. Dit vurige pleidooi voeren landschapsarchitect Steven Delva van het bekroonde DELVA Landscape Architecture & Urbanism en Cor van Gelderen van De Bloeimeesters, een unieke coöperatie van plantendeskundigen.
Om jullie boodschap kracht bij te zetten, verenigden jullie zich voor diverse projecten. Waarom hameren jullie zo op die plantenkennis en het werken met de systematiek van de natuur?
Cor van Gelderen: “Gedegen plantenkennis bepaalt immers of een ontwerp wel of niet slaagt. En al zeker in de openbare ruimte omdat het groen daar kwetsbaarder is dan in de gecontroleerde omgeving van een private tuin. Het beheer is ingewikkelder en vaak loopt het al fout in de voorbereiding van de plantenvakken. In dat geval vergt het heel veel van de beplanting om toch succesvol te zijn. Is dat niet het geval, dan werkt het ontmoedigend. De juiste plantenkeuze van bij de start is dan ook cruciaal. En dat vereist kennis die vandaag helaas soms ontbreekt.”
De juiste plantenkeuze van bij de start is dan ook cruciaal. En dat vereist kennis die vandaag helaas soms ontbreekt.
Steven Delva: “Plantenkennis vormt de basis om te kunnen werken met de systematiek van de natuur. Wij, landschapsarchitecten, zijn de enige die dat kunnen en we doen dat om het verschil te kunnen maken. Anders gezegd, wanneer de systematiek van de natuur geen wezenlijk onderdeel maakt van je planvorming, zal je resultaat altijd op een ontgoocheling uitdraaien. Als je wel weet wat waar groeit en waarom, welke bodemgesteldheid je waar aantreft en rekening houdt met de klimatologische omstandigheden van een locatie én dat als basis neemt, dan zal je een goed werkend plan kunnen creëren. Bovendien reduceer je dan de kosten inzake beheer. We gaan dus naar het coachen van een stukje natuur of landschap in plaats van het louter beheren. In die zin helpt goede plantenkennis het coachen behapbaar maken.”
De natuur coachen veronderstelt dat jullie mee moeten kunnen schrijven aan plannen?
Steven Delva: “Absoluut, wij dienen als landschapsarchitecten het voortouw te nemen. Wij kunnen ervoor zorgen dat plannen van gemeenten en voor openbare ruimte beheersbaar blijven en overeind blijven. Nu, maar ook in de toekomst. Het probleem is dat je vandaag te vaak ziet dat men een soort tuinontwerp in de openbare ruimte gaat deponeren. Zo werkt het niet, we moeten openbare ruimte maken met landschap volgens de systematiek van de natuur. Door middel van goede voorbeelden kunnen we aantonen hoe we het verschil maken, hoe we de biodiversiteit in de openbare ruimte laten infiltreren en beplanting en beheersbaarheid hand in hand kunnen gaan.”
Cor van Gelderen: “De realiteit van vandaag is dat de ontwerpen voor openbare ruimte daar te weinig rekening mee houden waardoor de gekozen beplanting niet aanslaat. Die gaan ze dan keer op keer vervangen tot er uiteindelijk maar een karig en triestig beeld overblijft. Het andere uiterste – een leeg bed neerleggen en de natuur volledig zijn gang laten gaan – is uiteraard ook niet de oplossing. Dan krijg je in de praktijk een veldje vol bramen, brandnetels en wilgen. Nee, je moet een startsituatie creëren waarbij de samenhang van planten en soorten zo goed in elkaar zit dat ze zich vrij ongestoord verder kunnen ontwikkelen zonder dat het beeld totaal verarmt. En dat kan enkel wanneer de plantengemeenschappen aansluiten op de omstandigheden waarmee je geconfronteerd wordt zoals de bodem, bezonning, wind en waterhuishouding. Want één zekerheid is er: overal op aarde komen planten voor in werkende gemeenschappen. Die moet je als uitgangspunt nemen en dat vul je aan met gemeenschappen die passen bij de omstandigheden die je hebt. Daarmee een aantrekkelijk beplantingsverhaal maken is de uitdaging.”
Is tijd de grootste vijand van het op die manier coachen van natuur en landschap?
Cor van Gelderen: “Zeker, want bijna niemand heeft tijd om te wachten tot een plantbeeld goed is. Vooral als je klein en met weinig begint. Daarom grijp je in en ga je planten die op een verschillend moment in de successie zouden zijn gevestigd in dat gebied toch tegelijk inzetten, en in verschillende leeftijdsklassen. Je gaat relatief jonge bomen combineren met vaste planten die al op leeftijd zijn of pioniersplanten combineren met planten die normaal later in de successie komen. Dat op zich is al een tegennatuurlijke ingreep, vandaar dat wij pleiten om binnen dat verhaal zo dicht mogelijk bij de natuur te blijven.”
We willen immers niet alleen schoonheid toevoegen, maar ook biodiversiteit en een beter leefklimaat voor mens en dier. Daarin slaag je pas als je voldoende plantenkennis hebt. Dan ga je de natuur kunnen coachen in plaats van ze continu te moeten beheren.
Steven Delva: “En net in die tussenvorm tussen tuin en vrije natuur ligt de kracht om betere beplantingsplannen in de openbare ruimte te maken. We willen immers niet alleen schoonheid toevoegen, maar ook biodiversiteit en een beter leefklimaat voor mens en dier. Daarin slaag je pas als je voldoende plantenkennis hebt. Dan ga je de natuur kunnen coachen in plaats van ze continu te moeten beheren. Deze (r)evolutie en de meer dan actuele opgaves die we hebben voor de openbare ruimte zoals biodiversiteit, hittestressbestrijding, klimaatadaptatie en waterrobuustheid, zal ons vak enkel nog vooruit stuwen. Projecten zoals het Postpark in Den Haag, het Ringersplein in Rijswijk en This in Amsterdam die we net opleverden, zijn daar mooie voorbeelden van en bewijzen dat je een stuk stad interessant kan maken voor mens en dier, voor welzijn en natuur.”
Er komt een maatstaf voor biodiversiteit en er zijn tal van groenblauwe maatregelen die bij nieuwe ontwikkelingen genomen moeten worden. Gebeurt er van overheidswege genoeg of wat kan er nog beter?
Steven Delva: “Steden zoals Amsterdam hebben een handboek voor openbare ruimte. Bedoeling is om samenhang te creëren in de harde materialen die gebruikt worden. Wij zijn al even voorstander van iets gelijkaardigs voor beplanting en sinds kort heeft Amsterdam ook een handboek voor het groen. Daarin zijn beplantingslijsten opgenomen waar wij als bureau mee werken binnen de plannen voor Amsterdam. Juiste beplanting integreren in de openbare ruimte vormt een onderdeel in het formuleren van antwoorden op de diverse actuele vraagstukken waar we voor staan. Opgaves als biodiversiteit, hittestress, waterretentie, … zien we niet als doel maar als een vanzelfsprekende verplichting om deze integraal te integreren binnen de plannen. Enkel zo kunnen we de kracht van landschappelijk ontwerp duiden en laten we zien dat ons vak de juiste antwoorden kan formuleren op de grote vraagstukken van de 21e eeuw. We hebben dus een belangrijke taak te vervullen en die moeten we ook zelf opnemen. Er valt geen tijd te verliezen.”
Steden zoals Amsterdam hebben een handboek voor openbare ruimte. Bedoeling is om samenhang te creëren in de harde materialen die gebruikt worden. Wij zijn al even voorstander van iets gelijkaardigs voor beplanting en sinds kort heeft Amsterdam ook een handboek voor het groen.
Cor van Gelderen: “Doordat je opereert binnen een stedelijke context, heb je te maken met een ander klimaat en bodemgestel dan dat je daar van nature zou hebben. Dat brengt met zich mee dat je er ook niet langer mag van uitgaan dat je alle oplossingen kan vinden binnen de inheemse beplanting. We hebben vandaag immers te maken met exotische omstandigheden, dus moet je durven gebruikmaken van exotische plantengemeenschappen die beter passen bij die omstandigheden die we zelf hebben gecreëerd. Dat zal niet altijd het geval zijn, maar we gaan wel naar een breder pallet evolueren.”
“Planten staan niet stil, ze zijn voortdurend in beweging als populatie. Planten die vroeger als invasief werden ervaren, kunnen nu een antwoord zijn op veranderende omstandigheden. Ze zijn niet allemaal problematisch dus moeten we er geen schrik van hebben. Zolang de natuurlijke samenhang van planten maar gerespecteerd wordt, kan je bepaalde van die plantensoorten die hier al decennialang goed gedijen en niet woekeren, toevoegen aan je inheemse beplanting. Zo zal je een plantbeeld krijgen dat rijker is en klimaatadaptief.”
In een stedelijke context speelt altijd de vraag hoe ver je van natuurbeleving verwijderd bent. Om steden klimaatadaptief te maken, wordt vaak de idee geopperd om alle diverse groenzones met elkaar te verbinden en een soort groene long te creëren. Wat is jullie kijk hierop?
Cor van Gelderen: “De ecologische hoofdstructuur die we voor het landschap hebben geformuleerd, zou ook in een stedelijk milieu moeten werken. Anders krijg je inderdaad eilandjes die niet met elkaar communiceren. Alleen is het niet altijd evident, want je hebt met twee stromen te maken. Naast de publieke ruimte waar het soms al moeilijk werken is, heb je uiteraard de private tuinen. Die zouden we ook bij die diversiteitsopgave moeten kunnen betrekken. Met de juiste beplanting zou dat zeker mogelijk zijn, alleen zijn we nog niet zo ver dat we durven raken aan de vrijheid om met je tuin te doen wat je wil. Het kan wel een interessant debat zijn.”
We zijn nog niet zo ver dat we durven raken aan de vrijheid om met je tuin te doen wat je wil. Het kan wel een interessant debat zijn.
Steven Delva: “De interactie tussen stad en landschap moet beter, dat lijdt geen twijfel. Als bewoner moet je sneller bij groene assen zitten om tot in het landschap te geraken en anderzijds wil je dat de natuur tot bij je voordeur komt. Groene klimaatassen, zoals we die voor de stad Gent gemaakt hebben, kunnen zorgen voor een transformatie van de stad en de wisselwerking tussen stad en landschap herstellen die zowel voor mens als dier goed is. Dan creëer je publiek welzijn. Door een gezondere omgeving, via ruimte voor sport en spel, door biodiversiteit toe te laten, vergroot je het welzijn van de mens. Je creëert een vestigingsklimaat, een plek waar mensen willen wonen. Zo stimuleer je dus rechtstreeks ook de economie. Een aantal steden hebben dat al begrepen en plukken daar de vruchten van. Publiek welzijn moet dus ons uitgangspunt zijn, niet de private welvaart waaraan een land doorgaans afgemeten wordt.”
Je ziet inderdaad dat grote steden als Parijs drastisch gaan vergroenen en ontharden. Maar wat met de kleinere steden en dorpen?
Steven Delva: “Positief is dat we steden en dorpen al aan het verdichten zijn, want dan ga je niet in het landschap bouwen. Maar vergroenen en interessantere openbare ruimte maken voor algemeen welzijn, ontbreekt vandaag nog in hun beleid. Je kan extra woningen creëren en de mobiliteit naar die kleine steden en dorpen verbeteren, maar als je dat niet koppelt aan plannen voor publiek welzijn via landschapsinrichting door ook daar de natuur te gaan coachen, zullen de mensen er blijven wegtrekken. En het volstaat niet om enkel in het centrum wat te vergroenen, het moet over de hele lijn. Kijk, we moeten af van het idee dat openbare ruimte in één enkel hokje weg te stoppen valt. Het overstijgt zijn domein, want het gaat ook over economie, leefkwaliteit, gezondheid, werkgelegenheid. Die transitie van het sectorale denken naar een integrale benadering is bij uitstek de rol die wij moeten claimen. Wij willen beleidsmakers laten inzien dat ze hun programma en beloftes kunnen waarmaken door natuur en groen onderdeel te laten zijn van hun agenda. Dan zal het zowel een antwoord zijn op de actuele vraagstukken als dat het kostenefficiënter zal zijn dan dat je die taak overlaat aan enkel ingenieurs.”
Cor van Gelderen: “Klopt helemaal en daarvoor hebben we goede praktijkvoorbeelden nodig. En bekwame groenprofessionals. Want wanneer het niet goed uitgevoerd wordt, vermindert het draagvlak heel snel omdat mislukking niet wordt getolereerd. Kijk maar naar een wereldtentoonstelling als de Floriade. Daar zaten heel erg interessante experimenten bij, maar de flagrante mislukkingen zorgden voor de negatieve sfeer die er rondom hing. Terwijl je net daaruit enorm veel kan leren. Experiment en mislukking maken deel uit van het groeiproces. Feit is dat de actuele vraagstukken meer vragen van een landschapsarchitect dan vroeger het geval was en dat impliceert een doorontwikkeling van ons vak.”
En dus ook het anders inrichten van ons onderwijs?
Steven Delva: “Eigenlijk wel. Recent kreeg ik trouwens al de specifieke vraag van de universiteit van Wageningen om aanbevelingen te doen omdat zij hun onderwijs willen aanpassen aan de noden van vandaag. Goede plantenkennis, het sociale aspect van groen, gezondheid, integrale benadering, ook zij zien in dat kennis uit andere disciplines nodig is om het juiste antwoord te formuleren. Het is aan de overheid om die transitie te faciliteren want publiek welzijn is hun kerntaak en de basis daarvan ligt bij landschapsarchitectuur. Wij kunnen en moeten al die opgaves aanpakken. Het gaat al lang niet meer over ‘knuffelgroen’.”
Cor van Gelderen: “Ik heb over de jaren heen stagiairs uit heel veel landen begeleid en merk dat de opleidingen bijna overal in Europa integraler zijn dan bij ons. Nu groen zo belangrijk wordt en zo veel kansen biedt, moeten we meer dan ooit inzetten op die transitie en op de kwaliteit van ons onderwijs. Onze beroepseer staat op het spel. Het vertalen van de gedroomde realiteit naar een werkelijke realiteit vraagt immers veel kennis en kunde, vandaar dat wij daar met de Bloeimeesters zo erg op focussen. Omdat wij zoals Steven zegt de enige zijn die met de systematiek van de natuur werken, kunnen wij daarmee het verschil maken. En plantenkennis is de basis, daar zijn wij dan ook 7 dagen op 7 mee bezig. Enkel op die manier kunnen we beplantingsplannen naar een hoger niveau tillen zodat ze meer kans op slagen hebben. In die gedrevenheid vinden Steven en ik elkaar.”
Beeld: DELVA Landscape Architecture & Urbanism, Iverna Zaalberg (De Bloeimeesters)