“Programmeer natuur mee in de woningbouwopgave”
Verslag van het KAN Café met Robbert Snep, Wageningen Universiteit & Research
Ecoloog Robbert Snep zat onlangs aan zijn eettafel in zijn woning gelegen bij een park in Eindhoven. ‘Kijk, daar zat een bosbeekjuffer op de druivenplant die tegen de gevel groeit. Deze schitterende blauwvleugelige libelle is een duidelijke ecologische link met de beek die even verderop door het park stroomt, en is zeldzamer dan de weidebeekjuffers die ik al vaker in mijn tuin zag. Prachtig om ook deze soort hier te zien’, zegt de net vijftig geworden Wageningse onderzoeker, werkzaam bij het toegepaste kennisinstituut Wageningen Environmental Research, onderdeel van Wageningen University & Research (WUR).
Een geluksmoment en toeval, zeker. ‘Maar ook dat ik de kennis heb om het dier te herkennen en de relatie met de omgeving snap.’ Een ander voorbeeld: ‘Toen ik dit voorjaar mussenkasten aan de voorgevel hing omdat de soort in de wijk is gezien, waren die meteen bezet en nu zit de voor- en achtertuin vol met mussen.’ Dat lukt als men weet wat aan voorzieningen en voorwaarden in ontwerp en aanleg mee te nemen zodat natuur ook wordt aangetrokken.
De lessen van Robbert Snep
- Het contact tussen mens en natuur dreigt verloren te gaan, dat verdient herstel;
- Natuur is namelijk bewezen goed voor je gezondheid;
- Neem ecologen mee in je verhaal;
- Ook als de ruimte in stedelijke gebied schaars is, is natuurontwikkeling mogelijk;
- Met meer groen heeft vastgoed minder last van wateroverlast en hittestress;
- Dankzij vleermuizen zijn er minder schadelijke muggen;
- Vergroenen kost geld, maar levert meer op;
- Kijk bovensectoraal naar financieringsvormen, bijvoorbeeld inclusief de zorgsector.
Aangeschoven in het gezellige KAN Café, geeft Snep uitgebreid antwoord op de beginvraag die KAN-cafébaas Coen van Rooyen, in het dagelijks leven directeur van WoningBouwersNL, zijn gasten standaard stelt. De natuurliefde zat er al vroeg in bij het Brabantse mènneke. ‘Mijn eerste natuurbeleving waren de hagedissen die ik als vierjarige op vakantie in Italië op een muurtje zag, en dat beeld is me bijgebleven. Vanaf mijn achtste zette ik padden de weg over en op mijn zestiende belandde ik in een Frans ziekenhuis na een beet van een giftige aspisadder.’ Al die jaren steunde zijn ouders, geen fervente natuurliefhebbers, zijn passie ruimhartig en stimuleerden het natuurvrijwilligerswerk dat hij voor Brabants Landschap verrichtte en zijn studiekeuze biologie in Wageningen. Robbert Snep werd er aanvankelijk om uitgelachen maar promoveerde in 2009 op natuurontwikkeling op bedrijventerreinen, een, naar later bleek, veel betekenend onderzoek. ‘We hebben in Nederland wonen en werken en natuur en landbouw uit elkaar getrokken als gevolg van een scheidingsplanologie. Terwijl er heel veel te combineren valt, bijvoorbeeld natuur op bedrijfsterreinen.’
We hebben in Nederland wonen en werken en natuur en landbouw uit elkaar getrokken als gevolg van een scheidingsplanologie. Terwijl er heel veel te combineren valt, bijvoorbeeld natuur op bedrijfsterreinen.
Vervreemding van de natuur
Robbert Snep’s overtuiging is dat de mens het contact met de natuur, waarin we geëvolueerd zijn en waarin men tot een paar eeuwen geleden – toen er nog nauwelijks steden waren – rondliep, moet herstellen. We zijn dat contact met onze natuurlijke herkomst heel snel aan het verliezen. ‘Tachtig procent van de vijftigplussers hing als kind in een boom, maar voor jongere generaties is een dergelijke natuurbeleving niet meer vanzelfsprekend. Van de 10- tot 20-jarigen heeft minder dan 10 procent van jongs af aan voldoende natuurervaring.’ Daardoor blijft de bewezen winst van natuurervaring voor je gezondheid achterwege’. En dat is een zichzelf versterkende trend. Internationaal onderzoek wijst uit dat minder ervaring met de natuur (ervan uitgaande dat er nog hagedissen op dat muurtje zitten) maakt dat je vervolgens ook minder zin hebt om de natuur in te trekken.‘
Meer groen, biodiversiteit en natuur dus in de stedelijke omgeving. Hoe krijg je dat voor elkaar? ‘Natuur en stad zijn allebei voortdurend in beweging. De stad van de jaren ‘80 is een andere dan die van 2020. Maar ook de omgang van de natuur met de stad verandert. Sommige soorten als grutto’s en wulpen mijden de drukke stad, andere – bijvoorbeeld een rotssoort als de gierzwaluw – kunnen profiteren van die kunstmatige rotsen (gebouwen) die we als stad bouwen. Maar de meeste soorten kunnen zich slechts ten dele aanpassen aan de drukte en het stedelijk landschap en hebben onze hulp echt nodig om goed in de stad te slagen. Soorten als de alledaagse merel die in rustige parken en tuinen een beter voortplantingssucces heeft dan in overvolle parken, waar die stadsmerel meer moet waken en dus minder energie voor voortplanting heeft.’ Voor al die soorten is het belangrijk stille overhoekjes in de stad te ontwerpen.
Natuur mee ontwerpen
Is zo’n doel niet nogal dubbel vanwege de opgave voor meer woningen in de stad en een ‘straatje erbij’ aan de rand van de stad, wil Coen van Rooyen weten. ‘Het KAN-Bouwen-programma moet nog meer bewustwording creëren bij projectontwikkelaars en bouwende bedrijven om die natuurruimte mee te ontwerpen’, zegt Snep. ‘Dat kan ook als de ruimte schaars is, zelfs op lichtgewichtdaken, langs de gevel of op bedrijventerreinen. Het kan ook in een torenflat zoals de Trudo-toren in Eindhoven bewijst, of in dat straatje erbij.’
Hij verwacht ook het nodige van animal-aided design en van nieuwe technologie. ‘Robotgrasmaaiers zijn nu nog vijandig voor wilde dieren als egels, maar nieuwe technieken bieden juist ook kansen om natuur beter te observeren (wildcamera op de robotmaaier) in de nachtelijke uren, en meer over stadsnatuur te weten te komen. Daarnaast kunnen installaties als onderhoudskasten en lantaarnpalen ook een plek zijn voor nestkasten en insectenhotels.’
3-0 achter
Zeker wanneer je als ontwikkelaar en bouwer ecologen meeneemt in je verhaal, en ook na oplevering van de bouwopgave nog enkele jaren bewoners faciliteert met het inrichten en beheren van ecologisch tuingroen. ‘Dat kan in de vorm zijn van een bij de wijk betrokken hovenier of tuincentrum, of een natuureducatie-instelling als IVN. Dat je bewoners laat zien dat er natuur is te creëren in de stedelijke omgeving. Want als je een tuin oplevert met door een shovel platgestampt bestratingszand, sta je meteen met 3-0 achter en roep je een betegelde tuin over je af.’
Behalve de gezondheidswinst – of vermeden gezondheidszorgkosten – noemt Robbert Snep nog andere koppelkansen, die gratis meeliften met een groene stedelijke omgeving. ‘Met functioneel groen heeft vastgoed minder last van wateroverlast, ondervinden bewoners minder hittestress en door onderdak te bieden aan bijvoorbeeld vleermuizen zijn er minder schadelijke muggen. Vertel dat aan de toekomstige bewoner.’ Vaak hoeft het niet meer te kosten, maar is het een kwestie van bewust meenemen. Fors vergroenen kost meestal wel meer geld, maar levert ook veel meer op. Dan is het belangrijk dat degenen die daarvan profiteren, zoals de zorgsector, ook betrokken worden bij de investering in dat groen.
Vandaar Robbert Snep’s boodschap voor de nieuwe ministers. ‘De woningbouwopgave vraagt ook om het ontwikkelen van een goede leefomgeving, waarbij natuur en groen veel kosteneffectieve voordelen bieden. Ga er daarom bovensectoraal met andere partijen mee aan de slag, en programmeer natuur mee in de woningbouwopgave.’