Wadi’s en raingardens: lessons learned - KAN bouwen

Wadi’s en raingardens: lessons learned

In de komende jaren zullen in Nederland tienduizenden wadi’s, raingardens en andere bovengrondse infiltratievoorzieningen worden aangelegd. Hoe doe je dat en waar moet je op letten? Floris Boogaard laat zien dat we veel kunnen leren van de duizenden (inter)nationale voorbeelden die er al zijn.

Verslag van de KAN-themagroep Verharding en Beheer op 29 juni 2023, door Henk Bouwmeester

Het is niet meer van deze tijd om regenwater via rioolstelsels zo snel mogelijk af te voeren. Water aan de oppervlakte bufferen en daarna langzaam in de bodem laten zakken, vermindert grondwaterschaarste, beperkt hittestress en voorkomt wateroverlast tijdens piekbuien. Bovendien wordt het riool daardoor minder belast. Dat spaart energie en voorkomt dat ongezuiverd rioolwater bij piekbuien het oppervlaktewater vervuilt. Andere voordelen: vergroening van de (woon)omgeving en tegengaan van bodemdaling.

Floris Boogaard, lector Hanzehogeschool en onderzoeker bij Deltares en bij het Global Centre on Adaptation, geeft antwoord op vragen over aanleg en onderhoud van bovengrondse infiltratievoorzieningen. Meestal gaat het goed, maar soms gaat het toch fout. Wat kun je dan doen en wat kunnen we van de fouten leren?

Wadi’s en raingardens
Een wadi (waterafvoer, drainage en infiltratie) bestaat over het algemeen uit een verlaging van een groenstrook of een gazon, zodat regenwater ernaar afstroomt. De bodem van de wadi bestaat uit tuinaarde, soms gemengd met zand. Enkele decimeters onder de grond loopt een drainagebuis die de infiltratie bevordert. Een zogenoemde slokop dient om water versneld naar de drainagebuis af te voeren, als de wadi bij een piekbui zou overstromen.

Sinds een jaar of vijf kennen we in Nederland ook zogenoemde raingardens. Een raingarden heeft meestal een steiler talud dan een wadi, is begroeid met meer soorten vegetatie en heeft een bodem die meestal bestaat uit granulaat (bijvoorbeeld grind, argex of lava).

Naast wadi’s en raingardens zijn er ook andere systemen voor oppervlakkige regenwaterinfiltratie zoals doorgroeibare verharding, groene rotondes, tree boxes, waterspeelplaatsen en geveltuintjes. Ook (heel eenvoudig maar niet minder effectief) is een onderbroken trottoirband waardoor water gemakkelijker kan afstromen naar een boomspiegel of bovengrondse infiltratievoorziening.

Raingarden in het centrum van Nijverdal waar de straat autoluw is gemaakt

Duizenden voorbeelden
De eerste wadi’s van enige omvang zijn in Nederland rond 1997 aangelegd in de wijk Ruwenbos in Enschede. Deze functioneren nog steeds prima. Sindsdien zijn er in de hele wereld duizenden wadi’s en raingardens aangelegd. Veel daarvan zijn te vinden op climatescan.nl. Alleen al in Nederland zijn meer dan 1.500 voorbeelden in kaart gebracht.

Boogaard: “Het lijkt misschien veel, maar het zijn allemaal postzegeltjes. Er gebeurt veel, maar het gaat nog niet snel genoeg. Het klimaat verandert snel. We moeten nu écht de openbare ruimte gaan gebruiken om regenwater bovengronds te bergen en te infiltreren.” De vele ervaringen in binnen- en buitenland komen daarbij goed van pas, zegt Boogaard: “Nationaal en internationaal is er veel kennis en informatie te halen. We hoeven zeker niet alles opnieuw uit te vinden.”

Kan het overal?
Bovengrondse infiltratie is vrijwel overal mogelijk. Afhankelijk van bodemsamenstelling (bijvoorbeeld kleigrond) en grondwaterstand (bijvoorbeeld in laag Nederland), is het soms nodig een wadi iets groter te maken dan normaal of extra drainagevoorzieningen te treffen.

Op de interactieve kaart kun je de kaartlaag ‘stedelijke infiltratiekansen’ selecteren. Dan zie je vooral in laag Nederland kleine rode spots waar de kansen kleiner zijn. Floris: “Daar moet je extra opletten. Maar zelfs in gebieden zoals het Homeruskwartier in Almere, zie je heel veel wadi’s waar ook aan gemeten is en die binnen een paar uur leeg zijn. Het zijn ‘engineered gardens’ zoals het in het Engels zo mooi heet, kunstmatige tuintjes met een drain waar we vaak zelf de doorlatendheid en afvoer bepalen. Zo zijn er dus overal kansen om water vast te houden en langzaam in de grond te infiltreren.”

De aanleg van een wadi
Veel wadi’s in Nederland zijn aangelegd op plekken waar voordien een grasveld was. Het veld wordt dan zo’n 30 centimeter verdiept, waarna het gras terugkomt en het veld weer op dezelfde manier voor recreatie of spel gebruikt kan worden. Ook in het beheer verandert er weinig. Tachtig procent van de wadi’s in Nederland is dan ook begroeid met gras: de zogenoemde gazonwadi’s.

De laatste jaren zie je ook meer wadi’s die natuurvriendelijk worden ingericht, dus met gevarieerde beplanting. In aanleg is het vaak wat duurder, maar het beheer is extensiever en daardoor goedkoper. Voor vogels, vlinders en bijen is het uiteraard beter. Bovendien zijn er aanwijzingen dat de infiltratiecapaciteit van een natuurlijk ingerichte wadi hoger is (en blijft) door de betere doorworteling van de grond.

Infiltratiecapaciteit
Als ontwerpvereiste voor een wadi of een raingarden geldt dat deze na een piekbui binnen 48 uur weer leeg moet zijn. Dat is een richtlijn beschreven in de kennisbank van RIONED, de koepelorganisatie voor stedelijk waterbeheer. Soms wordt 24 uur aangehouden. Boogaard: “Maar het is belangrijk dat het water niet te snel infiltreert. Het gaat erom het water zo lang mogelijk vast te houden.”

In veel gemeentelijke richtlijnen wordt een infiltratiecapaciteit van de ondergrond van minimaal 50 cm per dag aangehouden. Voor de aanleg van een wadi lijkt die richtlijn overdreven en niet nodig aangezien het immers vaak om ‘engineered gardens’ gaat. Als een wadi niet dieper is dan 30 centimeter zou een volle wadi volgens die norm al binnen een paar uur leeg zijn. Zeker als de wadi is uitgevoerd met kunstmatige grond en een drain. Maar het is nu juist de bedoeling het water langer vast te houden. En als een wadi wordt voorzien van een slokop, hoef je voor wateroverlast niet bang te zijn.

In de loop van jaren kan de infiltratiecapaciteit van een wadi of raingarden soms wel iets verminderen. In de praktijk blijkt dat mee te vallen: in niet meer dan circa één procent van de gevallen loopt een wadi niet binnen 48 uur leeg. Soms is bladval de oorzaak dat de bodem dichtslibt, bijvoorbeeld als er bomen in de wadi staan. Soms is het grondwater ijzerhoudend. Als dan ook geotextiel wordt gebruikt, kan dat dichtslibbing veroorzaken door oxidatie van ijzer in het doek. Wat moet je dan doen? Vaak zijn de eisen aan de infiltratiecapaciteit hoog. Dan kun je zonder problemen de ambities verlagen. Als dat niet kan, is het mogelijk de infiltratiecapaciteit te vergroten, bijvoorbeeld door de grond te verticuteren of andere vegetatie aan te brengen. Mocht dat nog steeds niet genoeg zijn, dan wordt soms de bovenste 30 centimeter van de wadi afgegraven en opnieuw ingericht met een mengsel dat beter werkt (vaak drie delen aarde en twee delen zand). Boogaard: “Die laatste ingreep kan kostbaar zijn en wil je het liefst voorkomen.”

De laagste wadi van Nederland (-5,5 m NAP zoals gedocumenteerd op climatescan) in uitdagend gebied: druk bestaand stedelijk gebied van Amsterdam, De Harkstraat

Muggen en andere plaagdieren
Veroorzaakt een wadi overlast door muggen?’ “Nee,” zegt Boogaard: “Als een wadi of een raingarden goed is aangelegd, staat er nooit langer dan 48 uur water in. Muggenlarven hebben minimaal vijf etmalen nodig om uit te komen. Stilstaand water in een wadi of raingarden kan dus niet bijdragen aan een muggenplaag.” Dat ligt anders bij een vijver, water op een dak, een helofytenfilter of een regenton. Daar staat water vaak langer dan vijf etmalen stil. Goede remedie in een regenton: (goud)vissen.
Ook overlast door ratten is een terugkerende vraag van beheerders en omwonenden. Wadi’s en raingardens zijn echter niet de primaire oorzaak. De echte oorzaak is zwerfvuil en voedselresten. Die komen in groen en dus ook in wadi’s terecht. Overigens is het andersom ook waar: op plekken met verhoogde biodiversiteit zijn er ook meer natuurlijke vijanden. Boogaard: “Een onderzoeksvoorstel aan NWO over dit thema is helaas gesneuveld. Toch denk ik dat we dit soort dingen echt goed moeten uitzoeken. Zeker naar de toekomst toe. Bezint eer ge begint.”

Verontreiniging met zware metalen
In afstromend regenwater zitten (opgeloste) zware metalen, bijvoorbeeld afkomstig van zinken daken en dakgoten. Die verontreiniging hoopt zich op in de toplaag van een wadi, vooral bij het inlaatpunt waar het meeste water infiltreert. Het is belangrijk om eenmaal per vijf jaar te meten of dat aan de hand is. Soms worden de concentraties hoger dan wat wettelijk is toegestaan en zijn maatregelen nodig. Dan is het bijvoorbeeld mogelijk hoogopgaande planten neer te zetten die voorkomen dat mensen (kinderen) in contact komen met verontreinigde grond. Verontreiniging kan worden geremd met speciale planten (phytoremediation) en de zuiveringsprestaties van een wadi kunnen soms worden verhoogd met mengsels van ijzeroxide en actief kool. Meer principieel (en beter) is het om de vervuiling bij de bron aan te pakken. In de bestaande bouw is dat echter niet zomaar mogelijk. Boogaard: “Het is nu eenmaal niet jouw huis.”

Beheer
De meeste wadi’s kunnen net als een gazon worden gemaaid. Tenminste, als het talud van een wadi niet steiler is dan 1:3. Een flauw talud is bovendien belangrijk voor de veiligheid. Een natuurlijk ingerichte wadi en een raingarden die bijdraagt aan de biodiversiteit in de wijk wordt bij voorkeur extensief beheerd. Dat wil zeggen: hooguit twee keer per jaar snoeien en onkruid wieden.

Visuele inspectie staat bij beheer van wadi’s en raingardens centraal: je ziet het snel genoeg wanneer een wadi eventueel dichtslibt of wanneer beplanting afsterft. Dat onderstreept ook het belang van bewonersparticipatie: omwonenden zien veel sneller dan de gemeentelijke afdeling Beheer wanneer een wadi hydrologisch niet goed functioneert. Boogaard: “Maar dan moeten de bewoners wel wéten dat er een wadi is. Vaak weten ze het niet of weten ze niet waar die wadi voor dient. Daar kunnen we nog veel in verbeteren.”

ClimateCafé GroenBlauw: studenten van de Hanzehogeschool Groningen bezoeken een wadi op bedrijventerrein Euvelgunne

Onderzoek
Het wetenschappelijk onderzoek gaat door, in Nederland en internationaal. Er zijn ook steeds meer datasets van al wat oudere wadi’s beschikbaar. Die zijn belangrijk om tot ‘evidence based’ richtlijnen voor aanleg en beheer te komen. De data worden vaak verzameld in samenwerking met grote groepen studenten. Dat is belangrijk, aldus Boogaard: “Studenten zijn straks onze nieuwe collega’s. Die weten dan allemaal dat het ook anders kan.”

Meer informatie
• Kijk op climatescan.nl. Dit is een interactieve website voor internationale kennisuitwisseling over groenblauwe projecten. Je kunt je eigen wadi of klimaatadaptieve voorziening toevoegen.
• Bezoek het ClimateCafé GroenBlauw: elke dinsdag tussen 16.30 en 17.15 uur. Je mag (iedereen is student) zelf sprekers en onderwerpen aandragen.
• Download de presentatie van Floris Boogaard met tientallen voorbeelden uit binnen- en buitenland.

KAN-themagroep
De KAN-themagroep Verharding en Beheer kwam op 29 juni 2023 online bijeen. Deze bijeenkomst was een vervolg op eerdere bijeenkomsten (6 april 2023 en 15 november 2022). Daarin zijn de kansen van waterdoorlatende en doorgroeibare verharding besproken. Het is de bedoeling om in de zomer van 2023 een factsheet uit te brengen waarin de belangrijkste do’s en don’ts van alle opties zijn samengevat.

Aan de bijeenkomst van 29 juni namen deel: Janneke Aué, Wim Beeftink (Van der Sanden), Ania Blokland, Hester de Boer (Ministerie van IenW), Floris Boogaard (Hanzehogeschool Groningen/Deltares), Emiel Geers, Paul Geluk, Margreet Hortensius, Christian Kalisvaart (Buro Boot), Job Mertens (Struyk Verwo Infra), Roy Oosthoek (MBI), Danny Salmans (JPO), Sidney Jon Stax (gemeente Nijmegen), Aniek Stubenitskij (Urbanjazz), Pieter Vellekoop, Sander Vermeer (gemeente Delft), Caroline Waaijer (Waternet) en Hylke van der Wal (Ingenieursbureau Land). Gespreksleiding: Claudia Bouwens (NEPROM, KAN Bouwen). Verslag: Henk Bouwmeester.