Leren van vleermuiskasten door meer te monitoren - KAN bouwen

Leren van vleermuiskasten door meer te monitoren

De EPS vleermuiskast van Miecon werkt, als deze goed is ingebouwd, betoogt de mitigatiespecialist. Het bevoegd gezag wil bij mitigatie echter ‘bewezen effectieve’ oplossingen zien. Maar die zijn er nauwelijks. De Zoogdiervereniging beaamt de situatie en pleit voor meer monitoring en openbare data waaruit kan worden geleerd.

In een onlangs gepubliceerd artikel op LinkedIn onderbouwt Miecon waarom de door hen ontwikkelde vleermuizenkast van EPS werkt. Op basis van externe bronnen, want uit de praktijk is dat nog te weinig gebleken. Ecoloog Cynthia Hardeman legt uit hoe dat komt: “Het bevoegd gezag toetst aan wat ‘bewezen effectief’ is, maar zonder een heldere definitie daarvan te geven. Wat we ook zien, is dat er binnen de ecologie heel weinig geld vrijkomt voor onderzoek hiernaar.”

In het artikel verwijzen Hardeman en medeauteur Wim van den Heuvel naar onderzoek in Tsjechië en Slowakije waaruit blijkt dat vleermuizen veelvuldig gebruik maken van XPS-kasten, materiaal dat grotendeels vergelijkbaar is met EPS. “We kunnen daarnaast van elke centimeter van onze kast uitleggen waarom deze er zo uitziet, dus we snappen die terughoudendheid van het bevoegd gezag niet helemaal. Onze intentie met het artikel is om te kijken of we iets kunnen doorbreken en een discussie kunnen aanwakkeren. Want we zien dat de hele markt tegen hetzelfde probleem aanloopt.”

Betere monitoring
Erik Korsten herkent de impasse. Hij is senior projectmedewerker vleermuizen en vrijwilligers bij de Zoogdierverenging. “Als je gaat zoeken bij Conservation Evidende – een internationale organisatie die wetenschappelijke publicaties over mitigatie verzamelt – dan zie je dat bijna niets van wat we doen, bewezen effectief is. Het wil niet zeggen dat de maatregelen die we toepassen niet werken, maar er is nooit goed naar gekeken.”

De Zoogdiervereniging heeft al langer gepleit bij het Ministerie van LNV en de provincies voor meer subsidie voor onderzoek naar mitigerende maatregelen. Wat hem betreft moet er een stroomversnelling op gang komen voor wat betreft monitoringsdata. “Daarvoor hebben we enkele jaren geleden een oproep gedaan. We hebben daar ook subsidie voor gekregen.”

Kortom: een maatregel zoals de vleermuiskast van Miecon moet wat Korsten betreft de kans krijgen om te worden toegepast. “Er moet ruimte zijn voor potentieel effectieve en experimentele maatregelen, maar de monitoring daarvan moet wel beter dan hij ooit is geweest.”

Nieuwbouw
De Zoogdiervereniging is een van de ngo’s die het ministerie van BZK hebben geholpen met advies over hoe nest- en verblijfplaatsen voor vleermuizen en vogels in het Bbl moeten worden opgenomen.

“Dat is een beetje met een slag om de arm. Wat moet je dan inbouwen, of waar kun je ruimte in het dak of de spouw reserveren voor natuur? Daarbij worden nu vooral maatregelen genoemd waarvan we redelijk goed weten dat ze werken voor een beperkt aantal vleermuizen. Maar we moeten doorgaan met ontwikkelen en onderzoeken wat andere vleermuizen nodig hebben. Het kan zijn dat over 5 of 10 jaar aanpassingen nodig zijn, omdat we dan meer kennis hebben.”

“Bij nieuwbouw wil je eigenlijk geen kasten inbouwen”, zegt Cynthia Hardeman. “Beter is om een spouw weer geschikt te maken. Waarom de gemetselde muur niet een paar centimeter verder van de isolatie af? Dan kunnen de vleermuizen er gewoon in. Voor vogels geldt: als je de vogelschroot een paar panlatten omhoog legt, dan zijn de huismussen blij en hoef je niet speciaal voorzieningen in te bouwen. Vaak is er veel meer mogelijk dan een projectontwikkelaar of architect in eerste instantie denkt.”

Korsten ziet die uitdaging ook. Kasten werken goed voor kleine groepen van enkele soorten, maar niet altijd voor bijvoorbeeld een kraamkolonie. “Vleermuizen zijn in twee perioden – de kraamtijd en de winter – heel erg afhankelijk van een diversiteit in microklimaten in het verblijf waar ze zitten. Normaal gesproken kunnen vleermuizen hun lichaamstemperatuur laten zakken om energie te besparen, maar als ze jongen hebben, doen ze dat niet. Dan gaan ze op een plek zitten waar het warm is en waar ’s nachts de warmte blijft hangen. Vaak is dat dus bovenin de spouw of in het dak. Wordt het daar té warm, dan kruipen ze weer naar een lagere plek in de spouw of een andere plek waar het koeler is. Bij moderne nieuwbouw en renovatie voorzien in dat soort grote ruimtes, dát is de uitdaging.”

Tekst: Paul Diersen
Foto’s via Miecon en Haico van der Burgt: proefproject in Arnhem waar de EPS kast van Miecon, de VMPMG1 van Unitura en het winterverblijf van Schwegler worden gemonitord op aanwezigheid van vleermuizen, temperatuur en luchtvochtigheid.