Het is officieel: water en bodem gaan de lijnen uitzetten
Dit artikel van Jasper Monster verscheen eerder op gebiedsontwikkeling.nu
Water en bodem sturend maken bij ruimtelijke keuzes. Het was al langere tijd een voornemen van het Rijk. Met een brief van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is dit nu ook definitief het geval. En dat betekent minder stenen in de stad, het vergroten van de nationale regenton en stoppen met bouwen in de uiterwaarden van rivieren.
Water en bodem worden sturend bij ruimtelijke planvorming. Het was eind vorig jaar een van de vele ambities in het coalitieakkoord van het kabinet. In mei bevestigde minister Hugo de Jonge dit voornemen nogmaals. Hij deed dat in de brief waarin hij bekend maakte dat het Rijk de ruimtelijke regie steviger in handen neemt om de schaarse ruimte eerlijk te kunnen verdelen. Maar niet alleen vanuit de landelijke overheid werd deze roep steeds luider. Zo concludeerden Susanne Vermeulen en Dries Schuwer van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden eerder deze maand nog dat overal het besef groeit dat water en bodem leidend moeten worden in de ruimtelijke inrichting van Nederland. Nu is het dan zover.
Gebiedsgericht te werk
In een Kamerbrief, die vorige week is verstuurd, voegen minister Mark Harbers en staatssecretaris Vivianne Heijnen namens het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat de daad bij het woord. De ministerraad heeft besloten om groen en blauw ook daadwerkelijk “sturend te laten zijn bij beslissingen over de inrichting van ons land”. In de brief licht het duo de keuzes toe die zijn gemaakt om de zo gewenste omslag in het planologisch denken te kunnen bereiken. “Veel van deze keuzes zijn randvoorwaarden waarmee provincies samen met alle betrokken partijen een gebiedsgerichte aanpak kunnen opstellen. Dit is maatwerk, want er zijn grote verschillen tussen de gebieden.”
Niet meer bouwen op plaatsen die we later nodig hebben voor het bergen en afvoeren van water
In de brief noemt het duo een aantal uitgangspunten en bijbehorende concrete acties waarmee het ‘nieuwe’ beleid vormgegeven moet worden. Zo moeten er afspraken komen om de bodem minder te bedekken, bijvoorbeeld in de vorm van minder stenen in de stad. Dit zorgt voor een gezondere ondergrond en het tegengaan van hittestress aan. Ook stellen Heijnen en Harbers dat ze “niet meer willen bouwen op plaatsen die we later nodig hebben voor het bergen en afvoeren van water”.
Minder drinkwater
Bouwen moet voortaan op ‘verstandige locaties’ plaatsvinden. “Er zijn nu al locaties aan te wijzen waarvoor geldt dat bebouwing niet verstandig is en dus vermeden dient te worden. Hier gaat het om locaties, zoals de buitendijkse gebieden in het IJsselmeer, uiterwaarden van rivieren, langs dijken en keringen en de diepste delen van de (diepe) polders.” De risico’s van overstromingen, wateroverlast, bodemdaling en drinkwaterbeschikbaarheid worden sturend bij de locatiekeuze en inrichting van woningbouw.
Eind 2022 verschijnt nog ‘een maatlat voor een klimaatadaptieve en natuurinclusieve bebouwde omgeving’. Hiermee kunnen publieke en private partijen gebieden in het geheel klimaatbestendiger ontwikkelen. Verder is het doel om meer zoetwatervoorraden te creëren, zodat er meer water kan worden opgeslagen in ‘onze nationale waterton’ het IJsselmeer en het Markermeer. Ook gaat op verschillende plekken in het land het grondwaterpeil omhoog. Het kabinet streeft er verder naar dat bedrijven en inwoners 20 procent minder drinkwater gaan gebruiken.
Nationale kaders verbinden
De brief die deltacommissaris Peter Glas eerder dit jaar stuurde aan vier ministeries (waar onder het ministerie van Heijnen en Harbers), was een van de inspiratiebronnen van het document. Glas concludeerde al dat steeds wordt duidelijker dat we Nederland op de lange termijn alleen veilig en leefbaar kunnen houden als water en bodem sturend worden voor alle grote opgaven in Nederland. Glas adviseerde het Rijk destijds de nationale kaders met elkaar te verbinden en ook regie te voeren op de doorwerking ervan in de regio’s.