Groei & Bloei interviewt Claudia Bouwens
Groen is hun werk, maar is tuinieren ook hun hobby? Groei & Bloei interviewt en fotografeert groenprofessionals in hun tuin. Claudia Bouwens, programmaleider van het KAN Platform, vertelt over haar tuin in het decembernummer, dat nu in de winkels ligt. Tekst: Janneke Klunder, beeld Sandra Verkic.
Na zich jarenlang te hebben ingezet voor NEPROM, de branchevereniging voor projectontwikkelaars, kreeg Claudia Bouwens vier jaar geleden van haar directeur de vraag: ‘Claudia, jij bent in ons bedrijf de enige die echt veel van tuinieren houdt. We willen wat gaan doen met natuurinclusief en klimaatadaptief …’
Zeker weten dat Claudia dat zag zitten. De kennis die ze nu via het KAN Platform uitdraagt naar bouwprofessionals, deed ze ook op in haar eigen tuin – en die van haar moeder.
Waarom is jouw werk belangrijk?
“Vergroenen is een groot onderwerp met veel verschillende aspecten. Je moet op stedenbouwkundige schaal goede beslissingen nemen, om ervoor te zorgen dat groen- en waterstructuren echt goed doorlopen in een bouwproject. Als een woningbouwproject is opgeleverd, wil je dat de bewoners hun tuin ook groen inrichten zodat het regenwater de bodem in kan, en niet dat ze hem helemaal dicht tegelen. Dat is dé trend van het moment, tegelen, ik snap niet hoe dat ineens zo is gekomen. Voor een deel is dat denk ik onwetendheid, mensen hebben het van huis uit niet meegekregen. Mijn vriend Jeroen ook niet, hij is op een bovenwoning opgegroeid. Als je nooit hebt geleerd dat je een zaadje in de grond kunt stoppen en dat dat een enorme plant kan worden, tja … dan heb je wel wat gemist.”
Zie je je werk als een missie?
“Ik richt me op de professionals – ontwikkelaars en bouwers – maar ik zie het ook als een missie. Ik maak me zorgen om de biodiversiteit, de achteruitgang van insecten en vogels. En ik ben al jaren lid van Groei & Bloei; alles wat helpt om te zorgen dat mensen weer blij worden van groen. Dat ze weten hoe het werkt en er de waarde van inzien.”
Tuinierde je veel toen je jong was?
“Ja, mijn moeder en oma waren echt van het tuinieren. Als kind kregen we allemaal een stukje van de tuin waar we wat in mochten zetten. Hartstikke leuk. Ik had knalrode tulpen. Mijn zus had Oost-Indische kers, dat was veel slimmer want ze had de rest van het jaar bloemen. Mijn moeder is 86 jaar en heeft nog steeds een prachtige tuin. Ze blijft er fit bij. Al helpen we wel met de zware klussen.”
Hoe is het in je eigen tuin?
“Het is een stadstuin met een schutting aan de achterkant en buren links en rechts. We wonen er nu vier jaar. Het is een heel brede tuin, 11 bij 8 meter. Zo breed, ik vond het heel moeilijk om zelf te ontwerpen. Van huis uit ben ik architect, dus ik dacht: daar ga ik een plannetje voor maken. Maar het lukte me niet.”
Waar liep je tegenaan?
“Er staat een schurenblok, er is de poort en het balkon van de bovenburen – het is een benedenwoning -, eronder ligt ons terras van 1,5 meter diep. Je wilt niet dat het twee delen worden; een ondieper deel met de schuur en een dieper met de poort. Toen hebben we Marian van den Beitel van Lekker groen ingeschakeld. Ze heeft drie verschillende ontwerpen gemaakt. We kozen het ontwerp dat dankzij de dwarse paden echt die verbinding gaf. We vonden het gelijk geweldig.”
De tuin is mooi volgegroeid.
“Dat was heel snel zo, de eerste zomer al. De mooie paarse pluimen van dropplant vind ik heel fijn. Maar vorige winter zijn ze doodgevroren, dus ik ben weer opnieuw begonnen. Gaura lindheimeri ‘Whirling Butterflies’ is mijn lievelingsplant. Met die witte vlinderbloemetjes, helemaal zo’n woeste wolk van vlindertjes. Ik houd erg van tuinieren, maar ik doe maar wat hoor. Ik vind alles leuk, wil alles uitproberen. Jeroen ziet liever wat meer grote bosschages van één kleur of plant. Maar dan heb ik ergens een zaadje vandaan dat ik er toch bijzet, want ik wil gewoon weten wat eruit komt. Voor mij is tuinieren het meest ontspannen als ik precies doe waar ik zin in heb.”
Wie heeft het beplantingsplan gemaakt?
“Ikzelf, gaandeweg. Marian heeft wel plantennamen voor de omheining gegeven, ik wilde een groen hof met groene muren. Aan de noordkant staan klimhortensia’s en winterjasmijn, tegen de schuur Toscaanse jasmijn en bij het achterpad groeit wilde wingerd. De hovenier heeft ze geplant, net als de bomen: een rode esdoorn, een witte berk en een Tibetkers. Ik vind het heel fijn om bomen in de tuin te hebben, ik zie ze graag uitgroeien om schaduw te maken.”
En de rest van de planten?
“Ik kon veel plantenpollen uit onze oude tuin meenemen. Ook heb ik veel gezaaid, akelei bijvoorbeeld. Toen we er kwamen wonen stond de halve tuin vol met duizendknoop, daar heb ik een paar pollen van uitgegraven en nadat de hovenier klaar was weer teruggezet. Geweldig, hoeveel bijen daarop afkomen. En, dat vind ik de leukste dag van het jaar: de plantenruildag van Groei & Bloei afdeling Delft. Ik ga er altijd heen en haal er plantjes op, die gaan allemaal de tuin in. Op zo’n ochtend heb ik Evie Kooiman van
91 jaar leren kennen die álles van planten weet. Ik mocht in haar tuin komen kijken en ze zei me welke planten goed of leuk waren voor mij. Van haar heb ik ook veel planten gekregen.”
Haal je voor je werk inspiratie uit eigen tuin?
“Ja, die is er ook om ervaring op te doen. Een regenton, vijver, zon- of schaduwplanten … Zodat ik weet wat wel en niet werkt. Een ontwikkelaar vroeg me pas: ‘Claudia, we hebben een woningproject en daar zit een randje van 50 centimeter aan de voorkant van de woningen op het noorden. Kan daar nog wat groeien?’ Ik ben geen hovenier of ecoloog, maar ik moet toch proberen ze alvast in een richting te sturen. Dan weet ik: ‘Dat kan best, ook op het noorden kan van alles groeien, zoals kleine maagdenpalm of varens.’ Doe ik dat niet, dan gaan ze het dicht tegelen. Al is het maar 50 centimeter, alle beetjes helpen.”