Wat biodiversiteit met de bouw te maken heeft
De bouw moet klimaatadaptiever en natuurinclusiever. Maar wat heeft biodiversiteit met de bouwopgave in Nederland te maken? Wetenschappelijk directeur van Naturalis en hoogleraar Natuurlijk Kapitaal aan de Universiteit van Leiden Koos Biesmeijer legt uit. ‘De diensten en goederen die ecosystemen leveren, ook in de bouw, is de rente van het natuurlijk kapitaal.’
Als een quizmaster loopt Koos Biesmeijer voor zijn publiek in de zaal van bouwers, gemeenten en adviseurs. ‘Wat is biodiversiteit’, vraagt hij zijn gehoor. Er komen meerdere antwoorden uit de zaal. Soorten, netwerken tussen organismen. Ecosystemen. ‘Ja, allemaal goed. Eigenlijk gaat het simpelweg om alle leven op aarde’, zegt hij. De zaal komt van goeden huize. Want uit recent onderzoek onder tweeduizend mensen blijkt dat twintig procent nog nooit van biodiversiteit heeft gehoord en 38% niet weet wat is.
‘Wij behoren hier in de zaal allemaal samen tot één soort’, vervolgt de quizmaster. ‘Maar hoeveel soorten zijn er op aarde?’ Daar is de zaal minder stellig over. Wetenschappers schatten het aantal op twintig miljoen, waarvan er ‘slechts’ twee miljoen zijn ontdekt in grofweg tweehonderd jaar onderzoek. ‘Nog achttien miljoen te gaan. Veel soorten zullen ongetwijfeld uitsterven zonder dat we ze ooit hebben gekend’, aldus Biesmeijer, die tevens vicevoorzitter is van Natuurmonumenten.
Nederland telt 43 duizend soorten, en de quiz gaat door. Bijna de helft daarvan, 43 procent zijn geleedpotigen, zeg maar insecten en spinnen. Er zijn alleen al 25 duizend bijensoorten, leren we van de bestuivingsprofessor, die plaatjes laat zien van hoe kaal de supermarkt eruit zou zien zonder bijen. Verrassend: 23 procent van de soorten zijn schimmels, meest onder de grond levend. Negen procent zijn ongewervelden als weekdieren en schelpen. Acht procent zijn algen en wieren. En daar is-i dan pas: slechts vijf procent van de soorten bestaat uit de (hogere) planten die we zien in de natuur, in het park en in de tuin. Minstens zo verrassend: slechts één procent van de soorten zijn gewervelden, zoals zoogdieren, vogels en vissen. Wat een wetenschapsmuseum als Naturalis en de bouwwereld verenigt: ze gaan slechts over één tot zes procent van de soorten. ‘Wij zijn het museum van de één procent’, grapt Koos Biesmeijer.
Nederland is wereldkampioen biodiversiteitsverlies
Nederland haalt zelf gestelde doelen niet
Dit basislesje biodiversiteit is nodig om te begrijpen hoe belangrijk het is om ‘alle leven op aarde’ te koesteren. Want dat doen we niet. Nederland is kampioen biodiversiteitsverlies. ‘We spelen de finale tegen landen als België en Malta.’ Opnieuw cijfers. We kampen met 75 procent minder kilo’s aan insecten, bekend van de steeds schonere voorruit van de auto op zomervakantie en vooral vervelend voor vogels. We hebben minder natuur dan de meeste andere landen en beschikken helaas over de langste lijst van ‘rode’ (bedreigde) soorten. Tachtig procent van het Nederlandse water is matig tot slecht en we halen veertig procent van de (door ons zelf gestelde) natuurdoelen niet. Nederland is een grove overtreder in de wedstrijd. ‘We voldoen niet aan de Nederlandse en de Europese wetgeving.’
De oorzaken van de achteruitgang liggen in de landbouw, de landbouw en de landbouw’, zegt de hoogleraar. In mindere mate spelen het ruimtebeslag van de woningbouw, infrastructuur en industrie mee, net als versnippering en verrommeling van de (afwezigheid van) ruimtelijke ordening. Tenslotte is de klimaatverandering met temperatuurstijging, verdroging en overstroming debet. Al zijn er ook successen, meldt Biesmeijer. ‘Er zijn succesvolle herintroducties van de otter en de bever en we zien de zeearend en wolf weer in Nederland. Hoe dat komt? Doordat we deze dieren niet meer doodschieten of vergiftigen.’
Wat heeft de bouw aan biodiversiteit?
Hoogste tijd dus om biodiversiteit als onze basis en onze reddingsboei, alleen al als leverancier van zuurstof, te omarmen. In stedelijke ontwikkeling spelen direct vier en indirect nog eens drie van de zeventien zogeheten VN-duurzaamheidsdoelen een toenemende rol. Eerbiediging van deze doelen maken de ecosysteemdiensten mogelijk. ‘Als we het natuurlijk kapitaal koesteren, trekken we profijt van de rente in de vorm van deze diensten’, betoogt Biesmeijer. Denk aan de productie van hout, water, voedsel, maar ook regulerende diensten als het vastleggen van koolstof, kustbescherming, plaagonderdrukking, waterberging, verkoeling in de stad en recreatie.
De natuur heeft dus een grotere toegevoegde waarde voor de economie dan de mens
Niet zo bekend is dat deze diensten ook een economische waarde hebben, zelfs tweemaal het BNP van alle landen ter wereld. Biesmeijer: ‘De natuur heeft dus een grotere toegevoegde waarde voor de economie dan de mens. Zonder hommels geen tomaten in de kas, zonder bijen geen blauwe bessen. Zonder duinen geen kustbescherming, geen drinkwater en geen recreatie.’ Het programma ‘ruimte voor de rivier’ vergde een investering van 2,3 miljard euro, maar hield mede hierdoor deze zomer de schade van de overstroming bij Valkenburg beperkt tot 150 miljoen zonder doden of gewonden. ‘Een verstandige investering’, zegt Biesmeijer.
Kortom, de biodiversiteit is broodnodig. In een circulair systeem versterkt de economie het natuurlijk kapitaal, dat op zijn beurt ecosysteemdiensten levert die de economie weer versterken. De vraag is nu hoe de bouwwereld dit natuurinclusief ontwikkelen vorm moet geven en we van de bedreiging een kans kunnen maken. Koos Biesmeijer maakt gewag van een ‘balans’ tussen ‘lasten’ en ‘kansen’ in de wisselwerking tussen bouw en biodiversiteit. Biodiversiteit heeft last van de bouw door het ruimtebeslag, het verlies aan soorten, versnippering en vervuiling. De bouw heeft last van biodiversiteit door soortenbescherming (kamsalamander en de korenwolf van weleer) en regelgeving.
Maar er zijn ook kansen. De bouw scoort beter voor biodiversiteit dan landbouw en de ‘oude bouw’. De bouw biedt ook kansen voor klimaatadaptatie, zoals waterberging en water vasthouden rond huizen en in wijken. En biodiversiteit heeft een voordeel voor de bouw zoals verbetering en verfraaiing van de woonkwaliteit, leefomgeving, WOZ-waarde en levert gratis diensten zoals koeling, wegvangen van fijnstof en waterberging. In de openbare ruimte werkt biodiversiteit positief, net als in de zogenaamde ‘groene netten’ (die bij elkaar opgeteld de oppervlakte van de Veluwe vormen).
Digital twin
Wat doet de wetenschapper Koos Biesmeijer er zelf aan? ‘We werken aan een model van de natuur, zeg maar een Digital twin van de natuur, waarbij we kansenkaarten maken welke natuurontwikkeling en groene basisstructuren waar mogelijk is. Welke omstandigheden zijn geschikt voor welke soort?’. Bijvoorbeeld bij bouwprojecten in de Haarlemmermeer en op het voormalig vliegveld Valkenburg (bij Leiden) zijn biodiversiteitsonderzoekers betrokken.
Leren van de natuur is het parool. Diversiteit in de bodem, leidt tot meer diversiteit in planten en dus tot meer en diverse insectensoorten. Minder monocultuur, minder strak gemaaide plantsoenen leiden tot minder problemen bij droogte en het beheer is veelal goedkoper (minder maaibeurten).
‘We moeten minder ‘polderen’ zoals we het nu doen, waarbij iedereen zijn eigen belang op tafel zet, maar we moeten echt samenwerken, zonder dat we al precies de uitkomst van het proces weten’, bepleit Biesmeijer. Zo kan biodiversiteit het nieuwe normaal in de bouw worden. Zo kan biodiversiteit het nieuwe normaal in de bouw worden, zoals blijkt uit de Snelstartgids Bouwen voor Biodiversiteit.
We moeten proberen overal tenminste de basiskwaliteit te realiseren, dat wil zeggen condities te scheppen zodat algemene soorten algemeen kunnen blijven. ‘Eén ervan in de stedelijke omgeving is de tegelterreur tegen te gaan’, aldus Biesmeijer. ‘Tijdens het NK Tegelwippen zijn in Nederland de afgelopen maanden weer 2 ½ miljoen tegels weggehaald. Dat zijn 35 voetbalvelden.’
Presentatie Koos Biesmeijer
Zie ook de overige twee verslagen van deze Platformbijeenkomst:
‘We hebben de eerste stappen gezet’
Leertraject KAN gebiedsontwikkeling: Just do it!
Tekst: René Didde